Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 28 augustus 2015

Kom uit je luie stoel!

Lichaamsbeweging als therapie tegen mentale starheid

Sport en fitness kunnen ons meer van ons mens-zijn doen genieten, stelt de Australische filosoof Damon Young. ‘Het is een training in heel worden.’ 

Ik weet niet of het bij u ook zo is, maar in mijn omgeving is sport voor velen – mezelf inbegrepen – bijna een religie. De een kan niet zonder hardlopen, de ander fietst, sommigen trekken baantjes in het zwembad, en nog anderen leggen zich toe op triatlons. Waarom trainen we zo hardnekkig? 
Een fitter lichaam en een betere gezondheid spelen mee, maar belangrijker zijn de geestelijke effecten. Sporten laat ons toe even stil te staan in de ratrace; het opent ruimte voor reflectie. En het heeft ook weldadige effecten op de lange baan – zelfs een heleboel meer dan we op het eerste gezicht zouden denken. 
In Filosoferen over beweging en sport licht Damon Young (1975) de talloze deugden van intelligente sportbeoefening toe. De Australische filosoof – Honorary Fellow aan de Universiteit van Melbourne – leidt zijn verhaal in met een portret van Chad, de fitnessinstructeur uit de film Burn after Reading van de gebroeders Coen, aantrekkelijk belichaamd door Brad Pitt. “We herkennen hem onmiddellijk”, schrijft hij, “gespierd, knap, energiek en altijd positief – en zo dom als een vat ruwe olie.” 
Chad is een karikatuur van de domme atleet, stelt Young, en komt voort uit een dualisme dat verankerd zit in onze populaire cultuur, waarin geest en lichaam als twee verschillende substanties worden gezien en de een de ander uitsluit. Hij refereert naar Descartes, die alleen op zijn geest vertrouwde, wat leidde tot de bekende uitspraak: ‘Je pense, donc je suis’. Compleet verkeerd, zegt Young, we zijn evengoed lichaam als geest en het gaat erom de twee te laten samenspannen. 
Had Darwin het zonder zijn dagelijkse wandeling aangedurfd het gangbare wereldbeeld ter discussie te stellen? 
Heuvelrennen
Young inspireert zich op de oude Grieken, die al wisten dat sport tot deugden en genot leidde. “Intelligente sportbeoefening is zich richten op heelheid: het versterken en genieten van ons volledige mens-zijn, zo lang we dat kunnen.” 
Young, die zelf een verwoed sporter is, gaat in op de zelfopoffering die sport vraagt en de voldoening die daaruit voortvloeit, op de nederigheid die risicosporten zoals rotsklimmen vereisen en die leidt tot “een eerlijkere, voorzichtigere interactie met de wereld”, hij heeft het over de perceptie van pijn en hoe die verandert als pijn een berekend risico wordt, en over hoe regelmatige training bijdraagt tot een consistenter en betekenisvoller leven. 
Filosoferen over beweging en sport leest aangenaam. Young kan uitstekend vertellen en stopt veel afwisseling in zijn betoog. Hij staaft zijn relaas met persoonlijke anekdotes over zijn nederlagen als tiener op het tennisterrein, over de bokspartijen die hij nog steeds in de achtertuin houdt of over het heuvelrennen waar hij aan verslingerd is. 
Zijn verhaal is doorspekt met citaten van filosofen en schrijvers. De meest prominente in deze laatste categorie is Haruki Murakami, die zijn metamorfose van verstokte roker tot marathonloper beschrijft in Waarover ik praat als ik over hardlopen praat. Waarom zou Murakami zijn hardlopen voor geen goud willen opgeven? Omdat het zijn uithoudingsvermogen als schrijver sterkt én omdat hij geniet van de ‘psychologische leegte’ die kalmte en creativiteit stimuleert. 
Die psychologische leegte heeft alles te maken met ‘transient hypofrontality’, legt Young uit. “Neurowetenschappers
stellen dat lichaamsbeweging bevorderlijk kan zijn voor innovatie en het bedenken van oplossingen voor problemen. 
(…) De prefrontale cortex, die een rol speelt bij
 het vormen van algemene concepten en regels, wordt minder actief, terwijl de motorische en zintuiglijke delen van de hersenen juist actiever worden.” 
Beweging, stelt Young, slijpt de geest en helpt deugden te ontwikkelen die gedurende ons hele leven nuttig zijn 
Bewegende meditatie
We hoeven geen marathons te lopen om die geestestoestand te bereiken. Een dagelijks wandelingetje kan al wonderen doen, illustreert Young met het voorbeeld van de bioloog Charles Darwin. Hoe druk Darwin het ook had met zijn onderzoek, elke dag ging hij ongeacht de weersomstandigheden wandelen, altijd over hetzelfde pad, de Sandwalk. “Darwins wandelingen waren vooral een oefening in reflectie – een soort bewegende meditatie die zijn wetenschappelijke werk verrijkte en zijn constante nieuwsgierigheid bevredigde. Wandelen, schreef zijn nuchtere zoon, was voor Darwin ‘hard nadenken’.” 
Het was een therapie tegen mentale starheid en een onderdeel van zijn intellectuele routine. Had hij het zonder z’n dagelijkse wandeling over de Sandwalk aangedurfd het gangbare wereldbeeld aan de kaak te stellen en in zijn evolutietheorie te geloven? 
Of het nu gaat om wandelen, zwemmen of yoga, betoogt Young, intelligent sporten heeft alleen weldadige effecten: het is een training in heel worden. Het slijpt de geest en helpt deugden te ontwikkelen die gedurende ons hele leven nuttig zijn. Young citeert de schrijver David Lebedoff die het eenvoudigweg zo stelt: ‘Het feit dat je karakter moet tonen om uit je stoel te komen, is misschien wel de grootste winst die je uit trainen kunt halen.’ 

Filosoferen over beweging en sport, Damon Young. Vertaling: Joost Zwart. Uitgeverij Ten Have, 224 p. Deze recensie verscheen op 26 augustus in De Morgen.